e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenkransgebed rozenkrans: rozekrans (Hoepertingen) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rug rug: pein in de rug (Hoepertingen), pein ən menne ruk (Hoepertingen), pijn in den rəg (Hoepertingen), pijn mennen ruək (Hoepertingen), pyn in myne rok (Hoepertingen), ruek (Hoepertingen, ... ), ruk (Hoepertingen), ryk (Hoepertingen), rəg (Hoepertingen), rək (Hoepertingen), rugstrang: rø̜kstrā.ŋk (Hoepertingen) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Hoepertingen) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat paternoster: pattenoster (Hoepertingen) Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)] III-1-1
rugstuk rugstuk: rug  røͅkstøͅkə (Hoepertingen) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
ruien ruiven: rouven (Hoepertingen) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruiken rieken: rikke (Hoepertingen, ... ), rikken (Hoepertingen) rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] III-1-1
ruilen (als spel) mangelen: mangele (Hoepertingen), mangelen (Hoepertingen, ... ), wille ve eens mangele (Hoepertingen), wille ve ins mangele (Hoepertingen), Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  maŋələ (Hoepertingen), verwisselen: wille ve ins verwissele (Hoepertingen) het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruin ruin: rø̜̄n (Hoepertingen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel koeken: koeke (Hoepertingen), koeken (Hoepertingen), kūkən uəs (Hoepertingen) Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2