19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (P188p Hoepertingen),
tòfəl (P188p Hoepertingen)
|
een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
beden voor het eten:
het bèeveur het ete (P188p Hoepertingen)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toͅfəlmēͅs (P188p Hoepertingen)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20476 |
tak van een geslacht |
tak:
tak (P188p Hoepertingen)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
gestel:
gestel (P188p Hoepertingen)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
17760 |
tand |
tand:
ta:nt (P188p Hoepertingen)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (P188p Hoepertingen
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
lang ta:n (P188p Hoepertingen)
|
lange tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden wassen:
wasse (P188p Hoepertingen)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
taanbossel (P188p Hoepertingen)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|