e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tijdverdrijf: liefhebberij, amusatie amusatie: amusaoəse (Hoepertingen), amusatie (Hoepertingen), liefhebberij: liefhebberij (Hoepertingen) Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
tilbury tilbury: telbǝri (Hoepertingen) Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door √©√©n paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr] I-13
timmerman schrijnenmaker: sxręjnǝmijǝkǝr (Hoepertingen), schrijnwerker: skrē̜ ̝.ǝnwerǝkǝr (Hoepertingen), sxrē̜ ̝.ǝnwerǝkǝr (Hoepertingen), timmerman: temǝrman (Hoepertingen), temǝrmā.n (Hoepertingen  [(zelden gebruikt)]  ) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tochtig ritsig: retsex (Hoepertingen), willig: welǝx (Hoepertingen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toebinden toebinden: tø̜̜wbɛjnǝ (Hoepertingen) De meelzak met behulp van een touw dichtbinden. [Grof 188] II-3
toegangsprijs entree (<fr.): den entree əs enne frang (Hoepertingen), ingang: den eingang es eene frang (Hoepertingen), ingangsprijs: de eingangsprijəs is inne frang (Hoepertingen) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1
toegangsweg naar het erf vaart: voǝt (Hoepertingen) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8
toestel waarin men kinderen leert lopen lei: lee (Hoepertingen) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 115 (2003)] III-2-2
toilet huisje: øskə (Hoepertingen) wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1
tollen ronddraaien: ronddreije (Hoepertingen) Tollen: draaien als een tol (trijzelen, tollen, kokkerellen, (rond)draaien) [N 108 (2001)] III-1-2