e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voedsel eten: eeten (Hoepertingen), ijèten (Hoepertingen) dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] III-2-3
voer voeder: vui̯ǝr (Hoepertingen), voer: vuǝr (Hoepertingen) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voeren voeren: vujrǝ (Hoepertingen) Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW] II-7
voergoed, voermeel voedergrein: vujǝrgrɛǝn (Hoepertingen) Maalgoed dat bestemd is voor dierenvoeder. Het is gewoonlijk vervaardigd uit koren en haver, of zemelen. [JG 1a; JG 2c; Jan 267; Coe 250; Grof 280; N O, 37g] II-3
voering, voeringstof voering: vojren (Hoepertingen), vujren (Hoepertingen) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voerman voereman: vurǝmā.n (Hoepertingen) Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
voerschep scheppan: sxøppan (Hoepertingen) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig gespan: gǝspān (Hoepertingen) Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.] I-13
voet voet: vu.ət (Hoepertingen), vuət (Hoepertingen) een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)] || voet [ZND 08 (1925)] III-1-1
voetbankje schabel: skabēͅl (Hoepertingen) voetbankje [ZND 02 (1923)] III-2-1