20483 |
voedsel |
eten:
eeten (P188p Hoepertingen),
ijèten (P188p Hoepertingen)
|
dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|
34280 |
voer |
voeder:
vui̯ǝr (P188p Hoepertingen),
voer:
vuǝr (P188p Hoepertingen)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24267 |
voeren |
voeren:
vujrǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW]
II-7
|
26640 |
voergoed, voermeel |
voedergrein:
vujǝrgrɛǝn (P188p Hoepertingen)
|
Maalgoed dat bestemd is voor dierenvoeder. Het is gewoonlijk vervaardigd uit koren en haver, of zemelen. [JG 1a; JG 2c; Jan 267; Coe 250; Grof 280; N O, 37g]
II-3
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vojren (P188p Hoepertingen),
vujren (P188p Hoepertingen)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
voereman:
vurǝmā.n (P188p Hoepertingen)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
34288 |
voerschep |
scheppan:
sxøppan (P188p Hoepertingen)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
gespan:
gǝspān (P188p Hoepertingen)
|
Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.]
I-13
|
17777 |
voet |
voet:
vu.ət (P188p Hoepertingen),
vuət (P188p Hoepertingen)
|
een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)] || voet [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
19486 |
voetbankje |
schabel:
skabēͅl (P188p Hoepertingen)
|
voetbankje [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|