| 20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
cotin (P188p Hoepertingen),
koͅten (P188p Hoepertingen),
koͅtjen (P188p Hoepertingen)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
| 34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (P188p Hoepertingen),
hin (P188p Hoepertingen)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vroliekant (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrøli: kleər (P188p Hoepertingen)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18576 |
vrouwenondergoed |
lingerie:
leingerie (P188p Hoepertingen)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
| 25979 |
vuurmolen |
vuurmolen:
vȳr[molen] (P188p Hoepertingen)
|
Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.]
II-3
|
| 19813 |
vuurtang, sinteltang |
tang:
taŋ (P188p Hoepertingen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
| 25125 |
waaienx |
waaien:
wɛjə (P188p Hoepertingen)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
woake (P188p Hoepertingen)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 17952 |
waden |
baden:
bo-jen (P188p Hoepertingen)
|
Door het water baden (waden). [N 109 (2001)]
III-1-2
|