17681 |
zenuw |
zenuw:
zeenəwə (P188p Hoepertingen)
|
Zenuw (zenuf, zeen, nerf). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17826 |
zetten |
zetten:
zetə (P188p Hoepertingen)
|
zetten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
34311 |
zeug met biggen |
zoog:
zou̯x (P188p Hoepertingen)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33146 |
zeven met de handzeef |
teemsen:
tē.msǝ (P188p Hoepertingen)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
26622 |
zeven, builen |
builen:
bø̜jlǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het meel zeven. In P 222 maakt men een onderscheid tussen teemsen en boulteren. De eerste term gebruikt men voor het zeven van meel met de hand door middel van een zeef. Wanneer deze bewerking machinaal door de molenaar wordt uitgevoerd, spreekt men van ɛboulterenɛ. Zie ook het lemma ɛuitzeven van de zemelenɛ in wld II.1, pag. 85.' [N O, 38a; Vds 241; Jan 239; Coe 215; Grof 244; monogr.; N 18, 136; N 18, 136 add.; JG 1b]
II-3
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
ze:jvərt (P188p Hoepertingen)
|
Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
21772 |
zich aanstellen |
zich aanstellen:
zich aanstellen (P188p Hoepertingen)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
bekommeren:
zix bəkymərə (P188p Hoepertingen),
moe maken:
mu maoken (P188p Hoepertingen)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] || zich bemoeien met [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) raken:
rǫǝkǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
ons spoejen (P188p Hoepertingen),
spoeje (P188p Hoepertingen)
|
Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|