21250 |
brief |
brief:
bri.iəf (P188p Hoepertingen),
bri.jəf (P188p Hoepertingen)
|
brief [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
briesen:
brīzǝ (P188p Hoepertingen),
pruisen:
prǭǝ.sǝ (P188p Hoepertingen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brui̯ǝ (P188p Hoepertingen),
bryi̯ǝ (P188p Hoepertingen),
bryǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (P188p Hoepertingen),
kloekhen:
klukhin (P188p Hoepertingen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
brūdərs (P188p Hoepertingen),
bry(j)ər (P188p Hoepertingen),
bryr (P188p Hoepertingen),
bryər (P188p Hoepertingen)
|
Broeder. [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] || Een broeder. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
34502 |
broeds |
broedkarig:
bruǝdkǫǝrǝx (P188p Hoepertingen)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
24133 |
broedsel |
broedsel:
brytsǝl (P188p Hoepertingen)
|
[L A2, 357; monogr.]
I-12
|
34503 |
broedziek |
broedkarig:
brū.tkǭrǝx (P188p Hoepertingen)
|
Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
achterlap:
achterlap (P188p Hoepertingen),
broek:
bruk (P188p Hoepertingen)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
bruk (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
zoals in het Franse loup
brouk (P188p Hoepertingen)
|
broek [ZND 01 (1922)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|