e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brief brief: bri.iəf (Hoepertingen), bri.jəf (Hoepertingen) brief [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
briesen briesen: brīzǝ (Hoepertingen), pruisen: prǭǝ.sǝ (Hoepertingen) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brui̯ǝ (Hoepertingen), bryi̯ǝ (Hoepertingen), bryǝ (Hoepertingen) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloek: kluk (Hoepertingen), kloekhen: klukhin (Hoepertingen) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: brūdərs (Hoepertingen), bry(j)ər (Hoepertingen), bryr (Hoepertingen), bryər (Hoepertingen) Broeder. [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] || Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
broeds broedkarig: bruǝdkǫǝrǝx (Hoepertingen) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedsel broedsel: brytsǝl (Hoepertingen) [L A2, 357; monogr.] I-12
broedziek broedkarig: brū.tkǭrǝx (Hoepertingen) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broek achterlap: achterlap (Hoepertingen), broek: bruk (Hoepertingen) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: bruk (Hoepertingen, ... ), zoals in het Franse loup  brouk (Hoepertingen) broek [ZND 01 (1922)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3