18837 |
ernstig |
serieus:
hət is serieus (P188p Hoepertingen)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄.rt (P188p Hoepertingen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
draden:
drɛjə (P188p Hoepertingen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (P188p Hoepertingen),
ɛəs (P188p Hoepertingen),
esdoorn:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
esdoorn (P188p Hoepertingen)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ea.te (P188p Hoepertingen),
eeəte (P188p Hoepertingen),
iejetē (P188p Hoepertingen),
īē-itə (P188p Hoepertingen)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
brokken:
brək (P188p Hoepertingen),
overschot:
euverschot (P188p Hoepertingen)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
méte:rə (P188p Hoepertingen),
mətēirə (P188p Hoepertingen),
mətɛjrə (P188p Hoepertingen)
|
etter [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
23610 |
evangelie |
tweede lezing:
twidde lezing (P188p Hoepertingen)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
twarsschei:
tjasskē (P188p Hoepertingen),
warsschei:
jasskei̯ (P188p Hoepertingen),
wi̯ā.ssxęi̯ (P188p Hoepertingen)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
lichte haver:
lixtǝ [haver] (P188p Hoepertingen)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|