18144 |
gebrekkig |
gebrekkelijk:
gəbraekələk (P188p Hoepertingen)
|
gebrekkig [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gəbrøək (P188p Hoepertingen),
gewoonte:
gewaunte (P188p Hoepertingen)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
die ə es nogal gedinstig (P188p Hoepertingen),
heje es gedienstig (P188p Hoepertingen)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33915 |
gedrukt |
gedrukt:
gǝdrøk (P188p Hoepertingen)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
19046 |
geduld |
patience (fr.):
het toch e bietje pesjentse (P188p Hoepertingen),
het toch wa pesience (P188p Hoepertingen)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
braaf:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
een braaf keind (P188p Hoepertingen),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
braaf (P188p Hoepertingen),
gewillig:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
gewillig kind (P188p Hoepertingen),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gewillig (P188p Hoepertingen),
stil:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
stil (P188p Hoepertingen)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
geeəl verf (P188p Hoepertingen),
geel, het -:
geel (P188p Hoepertingen)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
21586 |
geen ... waard |
<omschr.> dat is niks:
des niks (P188p Hoepertingen),
geen knab waard:
gene knap jaaəd (P188p Hoepertingen),
geen koperen waard:
gɛnə kopərə jaat (P188p Hoepertingen),
geen kroezel waard:
geen kroezel waard (P188p Hoepertingen),
geen zotte patat waard:
geen zotte patat waard (P188p Hoepertingen)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19280 |
geen rust hebben |
geen rust hebben:
heje het gin ruis (P188p Hoepertingen),
hije het gen ruis (P188p Hoepertingen)
|
hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
stukje:
støkskǝ (P188p Hoepertingen)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|