e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebrekkig gebrekkelijk: gəbraekələk (Hoepertingen) gebrekkig [ZND 01 (1922)] III-1-2
gebruik gebruik: gəbrøək (Hoepertingen), gewoonte: gewaunte (Hoepertingen) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] III-3-2
gedienstig gedienstig: die ə es nogal gedinstig (Hoepertingen), heje es gedienstig (Hoepertingen) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedrukt gedrukt: gǝdrøk (Hoepertingen) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9
geduld patience (fr.): het toch e bietje pesjentse (Hoepertingen), het toch wa pesience (Hoepertingen) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee braaf: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  een braaf keind (Hoepertingen), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  braaf (Hoepertingen), gewillig: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  gewillig kind (Hoepertingen), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Hoepertingen), stil: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  stil (Hoepertingen) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel verf: geeəl verf (Hoepertingen), geel, het -: geel (Hoepertingen) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geen ... waard <omschr.> dat is niks: des niks (Hoepertingen), geen knab waard: gene knap jaaəd (Hoepertingen), geen koperen waard: gɛnə kopərə jaat (Hoepertingen), geen kroezel waard: geen kroezel waard (Hoepertingen), geen zotte patat waard: geen zotte patat waard (Hoepertingen) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben geen rust hebben: heje het gin ruis (Hoepertingen), hije het gen ruis (Hoepertingen) hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)] III-1-4
geer stukje: støkskǝ (Hoepertingen) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7