27539 |
geit |
geit:
gēt (P188p Hoepertingen),
gęi̯ǝt (P188p Hoepertingen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gēǝtǝ[stal] (P188p Hoepertingen),
gęi̯ǝtǝ[stal] (P188p Hoepertingen)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
19265 |
gek |
dwaas:
dwaos (P188p Hoepertingen)
|
dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
23537 |
geknield zitten |
knielen:
kniele (P188p Hoepertingen)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
wijde:
wei (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrold hauər (P188p Hoepertingen),
krullen:
krollen (P188p Hoepertingen)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
dje moet mer geld həme vər koene te betaole (P188p Hoepertingen),
dzje moet geld hubbe im te koenne betaəle (P188p Hoepertingen),
gae.ld (P188p Hoepertingen),
gelt (P188p Hoepertingen),
geͅlt (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
ich ben m en geld kwijət (P188p Hoepertingen),
ich ben mee geld kwijət (P188p Hoepertingen),
ich ben mijn geld kwijət (P188p Hoepertingen),
ich ben mə gɛəld kwijət (P188p Hoepertingen),
ik bən mən geled kwijəd (P188p Hoepertingen)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND A1 (1940sq)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
geel kwikstaarteltje:
giël kwikstetelke (P188p Hoepertingen),
kwikstaart:
opgegeven naast: gele schrijver
kwikkelstaart (P188p Hoepertingen)
|
kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] || kwikstaart, gele [G 04 (1974)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lǝpīnǝ (P188p Hoepertingen)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
leesmès (P188p Hoepertingen)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|