23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
ennen ōāflĕŭt verdiene (Q077p Hoeselt),
nən oaflwòt vərdienə (Q077p Hoeselt)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23781 |
een askruisje halen |
assekruis halen:
n assekruis hoale (Q077p Hoeselt),
assekruisje halen:
assekreuske hoale (Q077p Hoeselt)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
luistere (Q077p Hoeselt)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20145 |
een blauwtje lopen |
hij heeft een blauwtje gelopen:
hê het enne blôwe gelope (Q077p Hoeselt),
hij heeft zijn bon gehad:
hê hèt zënë bon g’hat (Q077p Hoeselt),
hê hèt zënë bong g’hat (Q077p Hoeselt),
ze heeft het afgemaakt:
ze hèt het ōāfgemŏak (Q077p Hoeselt)
|
Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] || een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een borrel pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
een borrel pakke (Q077p Hoeselt),
een borreltje pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
een borrelke pakke (Q077p Hoeselt),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dreupke dreenke (Q077p Hoeselt),
drəpke drinken (Q077p Hoeselt),
een drupke drinke (Q077p Hoeselt),
een kindje kopen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
kindscheŋ koopen (Q077p Hoeselt),
een uitdrinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
een aad drinke (Q077p Hoeselt),
naar het kindje kijken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
nwo het kəndeke keeken goən (Q077p Hoeselt),
nog eentje pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
nog eensche pakke (Q077p Hoeselt),
woeppen:
wôeppë (Q077p Hoeselt)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || snel drinken van een borrel
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boi̯təram smēͅrən (Q077p Hoeselt),
klenen:
klêenë (Q077p Hoeselt),
klonteren:
klentërë (Q077p Hoeselt)
|
dik smeren bijv. van boter || overvloedig smeersel aanbrengen op de boterham || smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē (Q077p Hoeselt),
ē. (Q077p Hoeselt),
ę (Q077p Hoeselt)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
palen:
pu̯ǫlǝ (Q077p Hoeselt),
schellen:
šęlǝ (Q077p Hoeselt)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
doorlichten:
dø̜rlixtǝ (Q077p Hoeselt),
keuren:
ki̯ø̄rǝ (Q077p Hoeselt)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte afleggen:
gëloftë ôoflèggë (Q077p Hoeselt)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|