e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een haan snijden boeten: bytǝ (Hoeselt), bȳtǝn (Hoeselt) Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.] I-12
een hond vleien feesten: fésse (Hoeselt) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Hoeselt) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een huis uitzetten uitpalen: ǫwtpwǫlǝ (Hoeselt) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kater hebben een houten kop hebben: ⁄ne hōte kop heubbe (Hoeselt) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen op de arm dragen: op den erm droage (Hoeselt), op ten erm drōāge (Hoeselt) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2
een kruisje geven een kruisje geven: kröskə gève (Hoeselt) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken het brood stippen: het broot stippe (Hoeselt) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: ĕ kruis mōāke (Hoeselt), ə kruis moake (Hoeselt) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een kuil graven dabben: dabbe (Hoeselt), dabbë (Hoeselt), een kot graven: koēt groave (Hoeselt) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] || kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2