e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een riek mest flok/vlok (mest): flok (Hoeselt), fluk (Hoeselt), riek (mest): rek (Hoeselt  [(minder gebruikelijk dan flok)]  ) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden rozenhoedje beden: hət rozənhudsjə bèèn (Hoeselt) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een sloot uitdiepen vegen: vegen (Hoeselt) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een tol op de hand laten draaien opscheppen: opsjùppe (Hoeselt) een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)] III-3-2
een verkoudheid hebben een kou hebben: ich heb ne kā oͅp mən boͅs (Hoeselt), n kaa op de bos (Hoeselt) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
een veulen werpen veulen: vi̯ø.lǝ (Hoeselt) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een weide scheuren frezen: frēzǝ (Hoeselt  [(jonger dan omakkeren)]  ), groezen omakkeren: grūzǝn [omakkeren] (Hoeselt) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten een poep laten: n poep lùttë (Hoeselt), een poepje laten: ë puupke lùttë (Hoeselt), ene laten vliegen: één lùttë vliegë (Hoeselt) wind laten [N 10c (1995)] III-1-1
een zak opgieten opgieten: ǫp˲gītǝ (Hoeselt) Een nieuwe zak graan in het kaar gieten om te voorkomen dat de molen leegloopt. Met uitzondering van de woordtypen de molen vullen (Q 162) en de molen laden (Q 240) hoort bij alle opgaven ɛeen zakɛ als object.' [Jan 261; Coe 143; Grof 168] II-3
een zandbad nemen (zich) ploeieren: ploi̯ǝrǝ (Hoeselt), plǫi̯ǝrǝ (Hoeselt) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12