23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziele (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
2 november, Allerzielen [allerzieële]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18631 |
alpinomuts |
pots:
poͅts (Q077p Hoeselt)
|
alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
altoar (Q077p Hoeselt),
altôor (Q077p Hoeselt)
|
Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23644 |
altaarbel |
bel:
bel (Q077p Hoeselt)
|
De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24297 |
alver |
alver:
alver (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u de alver: een roofkarpertje, 10-18cm lang, de schubben hebben een fraaie zilver- of paarlemoerglans (alver, moertje, nesteling, aveltje, scheiter, bovenzwemmer, win, winde, wind) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18371 |
andere damesschoenen |
piekschoen:
pieksjoen (Q077p Hoeselt)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18659 |
andere nachtkleding |
slaapzak:
voor kleine kinderen
sluopzak (Q077p Hoeselt)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andijvë (Q077p Hoeselt),
andī.və (Q077p Hoeselt),
andijvel:
andievel (Q077p Hoeselt),
suikerij:
soekkeré (Q077p Hoeselt)
|
[DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)]andijvie
I-7
|
26353 |
ang |
ang:
haŋ (Q077p Hoeselt)
|
Het dun toelopende uiteinde van de sluisstijlen dat past in een daarmee overeenstemmend gat van de sluisbalk en de slagdorpel, het anggat. In het lemma zijn zowel benamingen voor de ang als voor het anggat opgenomen. [Vds 37; Jan 33]
II-3
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (Q077p Hoeselt)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|