e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goede- opbrengst geven opbrengen: ǫbręŋǝ (Hoeselt) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
goedheid goedigheids: ook materiaal znd 24, 20  goeighets (Hoeselt) goedheid [ZND 01 (1922)] III-1-4
goedkoop goedkoop: das goeikoop (Hoeselt), t es goeikoop (Hoeselt), niet duur: das nie duur (Hoeselt) Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)] III-3-1
goedkoopst bestekoopste: bestekoopste (Hoeselt), goedkoopste: goeikoopste (Hoeselt) goedkoopst [ZND 24 (1937)] III-3-1
goedkoper beterkoop: beterkoop (Hoeselt), bèterkoop (Hoeselt) goedkoper [ZND 24 (1937)] III-3-1
goedzak goede mens: goeie mins (Hoeselt), goede zak: ook materiaal znd 24, 22  goei zhak (Hoeselt), sok: t es een zok van ne jong (Hoeselt) een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedzak [ZND 01 (1922)] || t Is zulk een goeie jongen. [ZND 08 (1925)] III-1-4
golven ww. klotsen: klotse (Hoeselt) golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gom gom: gom (Hoeselt) De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3
gooien gooien: goije (Hoeselt), gooie (Hoeselt, ... ), gooien (Hoeselt, ... ), goͅi̯ə (Hoeselt), gòje (Hoeselt), smijten wordt volgens de informant niet gebruikt.  goien (Hoeselt) Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)] III-1-2
gootsteen pompbak: m.  poͅmbak (Hoeselt) bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1