33024 |
goede- opbrengst geven |
opbrengen:
ǫbręŋǝ (Q077p Hoeselt)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
19102 |
goedheid |
goedigheids:
ook materiaal znd 24, 20
goeighets (Q077p Hoeselt)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
das goeikoop (Q077p Hoeselt),
t es goeikoop (Q077p Hoeselt),
niet duur:
das nie duur (Q077p Hoeselt)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoopste:
bestekoopste (Q077p Hoeselt),
goedkoopste:
goeikoopste (Q077p Hoeselt)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21477 |
goedkoper |
beterkoop:
beterkoop (Q077p Hoeselt),
bèterkoop (Q077p Hoeselt)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
goede mens:
goeie mins (Q077p Hoeselt),
goede zak:
ook materiaal znd 24, 22
goei zhak (Q077p Hoeselt),
sok:
t es een zok van ne jong (Q077p Hoeselt)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedzak [ZND 01 (1922)] || t Is zulk een goeie jongen. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
24959 |
golven ww. |
klotsen:
klotse (Q077p Hoeselt)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
gom:
gom (Q077p Hoeselt)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17903 |
gooien |
gooien:
goije (Q077p Hoeselt),
gooie (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
gooien (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
goͅi̯ə (Q077p Hoeselt),
gòje (Q077p Hoeselt),
smijten wordt volgens de informant niet gebruikt.
goien (Q077p Hoeselt)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
pompbak:
m.
poͅmbak (Q077p Hoeselt)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|