e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halsketting kettel: goo kettel (Hoeselt) Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)] III-1-3
halssnoer collier (fr.): koljé (Hoeselt, ... ) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halster halster: halstǝr (Hoeselt, ... ) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank half frankje: ps. omgespeld volgens Frings.  hāf freŋskə (Hoeselt), halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  hāvə fraŋ (Hoeselt), ha͂ve fraŋ (Hoeselt) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve gulden halve gulden: ps. omgespeld volgens Frings.  hāvə gølə (Hoeselt) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: jöste ketier (Hoeselt) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier laatste kwartier: leste ketier (Hoeselt) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve zondag halve zondag: havə zondəg (Hoeselt) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp schink: sjènk (Hoeselt), še.ŋk (Hoeselt), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  scheuk (Hoeselt), schuik (Hoeselt), schouder: van voorpoot  šōər (Hoeselt), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  schoor (Hoeselt) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hamer van de klepklok hamel: hōāmel (Hoeselt) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3