29935 |
handbeschermer |
handleertje:
hāntlɛrkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
33305 |
handcultivator |
optrekhaak:
ǫptręku̯ǫk (Q077p Hoeselt)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
18903 |
handeling |
handeling:
hândeléng (Q077p Hoeselt)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
pollekes (Q077p Hoeselt)
|
Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
handen wie een schop:
haan wij en sjoep (Q077p Hoeselt)
|
Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18906 |
handig |
handig:
hennich (Q077p Hoeselt)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34566 |
handkar |
handkar:
hā.ntkār (Q077p Hoeselt),
stootkar:
stōtkār (Q077p Hoeselt)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
maneuver:
mǝnø̄vǝr (Q077p Hoeselt),
metserdien(d)er:
mɛtsǝrdinǝr (Q077p Hoeselt)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
dienen:
dinǝ (Q077p Hoeselt)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
17662 |
handpalm |
binnenste, het -:
bénneste van de haand (Q077p Hoeselt)
|
Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)]
III-1-1
|