e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverkorfje maat: muot (Hoeselt) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
haverpletter pletteraar: plɛtǝrēǝr (Hoeselt), plettermolen: plɛtǝr[molen] (Hoeselt) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
hazelaar hazenoot: hôzëneut (Hoeselt), hazenotenstruik: hôzeneutestroek (Hoeselt), notenstruik: neutestrauk (Hoeselt), neutestroek (Hoeselt), neuttestroek (Hoeselt) hazelaar || hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: hōzeneut (Hoeselt), hôzeneut (Hoeselt), kleine noot: klein neut (Hoeselt), noot: neut (Hoeselt) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazenleger leger: lêger (Hoeselt) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] III-4-2
hecht van een mes steel: stē (Hoeselt), stēl (Hoeselt) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) schudden: sjeudde (Hoeselt) sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: drê-e (Hoeselt), drentelen: trentëlë (Hoeselt), over en weer draaien: jeuver en wier drêë (Hoeselt) Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)] || Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven over en weer schuiven: jeuver en wier sjuive (Hoeselt), schoffelen: sjuffele (Hoeselt), schroevelen: sjroevele (Hoeselt), wemelen: wiemëlë (Hoeselt) Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] || Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: he:r (Hoeselt) heer [RND] III-3-1