e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heerbaan baan: bōān (Hoeselt) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
hees, schor hees: hees (Hoeselt), éés (Hoeselt) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopig: lø͂ͅpəx (Hoeselt) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom hout van de sluis: hōt [van de] slaws (Hoeselt) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
heg, haag haag: hoag (Hoeselt) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heggenmus rietmus: rietmùs (Hoeselt) heggenmus III-4-1
heggenschaar haagschaar: hôogsjeer (Hoeselt) haagschaar III-2-1
heibezem bezem: m  bɛ̄səm (Hoeselt), heibezem: e is geen frings (van Besam)  hēbɛ̄səm (Hoeselt) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heilaarde, dichte zwarte grond zwarte aarde: zwatte iët (Hoeselt) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig heilig: hèllëg (Hoeselt) Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3