e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iets in acht nemen zorgen voor: zēūrge vĕŭr (Hoeselt) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets opkroppen opkroppen: opkroppe (Hoeselt) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: ęjkǝ (Hoeselt) De gewichten van de bascule ijken. Dit geschiedde jaarlijks door een overheidsfunctionaris. [Coe 262; Grof 287] II-3
ijlen bazelen: bōāzele (Hoeselt), ijlen: ijle (Hoeselt), ijlen (Hoeselt), ijlë (Hoeselt) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)] || Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs kappen (ijs) afkappen: ǭfkapǝ (Hoeselt) Het ijs rond het molenrad wegkappen. [Jan 95; Coe 78; Grof 96] II-3
ijsberen gejaagd zijn: gejoach zien (Hoeselt) Zenuwachtig heen en weer lopen (drentelen, ijsberen, gejaagd). [N 109 (2001)] III-1-2
ijsheiligen ijsheiligen: ijshèllege (Hoeselt), üshèllĕge (Hoeselt) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsmuts berenmuts: bērəmuts (Hoeselt) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijsnagels ijsnagelen: ɛj.snø̜̄.gǝl (Hoeselt) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijskietel: ijskittels  eͅiskītəls (mv.) (Hoeselt), ijspegel: ijspiegels  eͅispīgəls (mv.) (Hoeselt), ijspik: ijspeeke  eͅispikə (mv.) (Hoeselt), ijspin: ijspinne  eͅispenə (mv.) (Hoeselt) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4