e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
indigestie (hebben) indigestie: indegeste (Hoeselt), èndëzjestë (Hoeselt), éndezjeste (Hoeselt) Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] || Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
informeren (onoverg.) zich umhren (du.): eumhöre (Hoeselt) inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingebeelde ziekte ingebeelde ziekte: èngëbèldë zikde (Hoeselt), schijnziekte: sjijnzigde (Hoeselt) Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)] III-1-2
ingetogen kalm: kalm (Hoeselt) zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingezaaid land gezaaid: gǝzɛ̄t (Hoeselt) Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.] I-4
ingezouten gezouten: gǝzātǝ (Hoeselt) Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67] II-1
ingieten (met geluid) kladderen: kladdĕre (Hoeselt), klotsen: klotse (Hoeselt) gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)] || Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)] III-1-2
ingooien (in een kuiltje) gooien: goi̯ǝ (Hoeselt) [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15] I-5
ingrijpen tussen komen: teusse kome (Hoeselt) met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
inhalen neven hem doorvaren: nē̜.vǝn ǝm dø.rvǭ.rǝ (Hoeselt) Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b] I-10