e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jus, vleesnat jus: zjuu (Hoeselt) vleesnat III-2-3
juweel steen: steen (Hoeselt, ... ) een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] || Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)] III-1-3
kaakbeen(rand) kaak: kōāk (Hoeselt) Kaakrand waarin de tanden staan (kaakbeen, raak) [N 109 (2001)] III-1-1
kaakgestel kaken (mv.): koake (Hoeselt, ... ), kôkë (Hoeselt) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] || Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd de maan schijnt: de mwon sjént (Hoeselt), glazen pan: glōāze pan (Hoeselt), kletskop: kletskop (Hoeselt) Kaal hoofd [hebben] (kletskop, plaat - ANDERE UITDRUKKINGEN: bv. volle maan, maan schijnt, biljartbal e.d.). [N 109 (2001)] III-1-1
kaal duivenjong kwakjong: kwà.kjo.ŋk (Hoeselt) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantjes krappen: krápə (Hoeselt), veerkrappen: vɛ̄.rkrápə (Hoeselt) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaantjessaus krapjessaus: krepkëssaas (Hoeselt) spekreepjessaus III-2-3
kaar kaar: kǭǝr (Hoeselt), tremel: trɛjmǝl (Hoeselt) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: kā.s (Hoeselt) kaars [RND] III-2-1