e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsenbak kaarsenstaander: kasëstùnnër (Hoeselt) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper domper: doemper (Hoeselt) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaarsendover kaarsendomper: kasəndoempər (Hoeselt) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: wiek (Hoeselt, ... ) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaarten (ww.) tuisen: tuisë (Hoeselt), tö.ysn (Hoeselt), /  tuise (Hoeselt), [Kaartspelen]  tuische? (Hoeselt) / [SND (2006)] || kaarten [RND] || Kaarten (kaartspel). || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] III-3-2
kaarten bijnemen rapen: rôpë (Hoeselt) kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)] III-3-2
kaarten voor geld tuisen: tuisë (Hoeselt) kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)] III-3-2
kaas kaas: kéés (Hoeselt), Verklw. kèskë a-ë kees  kees (Hoeselt) kaas [RND] III-2-3
kaasjeskruid kaasjeskruid: kęskǝskrǫu̯t (Hoeselt), kattekaasjeskruid: katǝkēskǝskrǫu̯t (Hoeselt), kattenkaasjeskruid: kattekeeskeskrawt (Hoeselt) kaasjeskruid, groot [DC 52 (1977)] || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.] I-5, III-4-3
kaasmijt made: moͅi̯ (Hoeselt) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2