e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaatsen prikken: prikə (Hoeselt), [Met afbeelding].  prikkë (Hoeselt), A lôndinnêer, prins Albert, prins (!) Alice (sôekkërklits = suikerboon).  prikkë (Hoeselt) Balwerpen tegen de muur. || kaatsen [RND] || Kinderspel: bal tegen de muur werpen en opvangen. III-3-2
kabeljauw kabeljauw: kabbëljau (Hoeselt) kabeljauw III-2-3
kabouter kaboutertje: ee kabouterke (Hoeselt) Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] III-3-3
kachel, stoof stoof: stuoͅf (Hoeselt, ... ), stu̯of (Hoeselt, ... ) kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
kachelpijp buis: baus (Hoeselt), stoofbuis: stwofbaus (Hoeselt) kachelpijp III-2-1
kadaver dood beest: doj bees (Hoeselt), kreng: krɛŋ (Hoeselt) Dood beest. [N 38, 20] || Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)] I-11, III-4-2
kade kaai: kaai (Hoeselt) de walkant langs een vaarwater of haven waaraan de schepen kunnen aanleggen, laden en lossen [kade, kaai, ka, lossing] [N 90 (1982)] III-3-1
kaf kaf: kǭf (Hoeselt) In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31] I-4
kafbewaarplaats kafstal: kǭfstal (Hoeselt) De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.] I-6
kafmand kafkerb: kǭfkɛrǝp (Hoeselt) Grote mand, waarin na het dorsen het kaf werd verzameld. De kafmand werd ook gebruikt om het kaf naar de schuur te brengen. Volgens de informant uit Sittard (Q 20) werd dit, gemengd met ander voer, gebruikt als voedsel voor paarden. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 105; monogr.] II-12