26291 |
kammen en staven insmeren |
smeren:
smēǝrǝ (Q077p Hoeselt),
smę̄rǝ (Q077p Hoeselt)
|
[Jan 110; Coe 85; Grof 107]
II-3
|
26283 |
kammen zetten |
tanden zetten:
[tanden] zętǝ (Q077p Hoeselt)
|
Versleten houten kammen vervangen door nieuwe. [Grof 110]
II-3
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
aôn den aneren kānt van t kenaôl (Q077p Hoeselt),
kennōāl (Q077p Hoeselt),
nie aon deze kant van t kenaal (Q077p Hoeselt)
|
Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kâsseluchter (Q077p Hoeselt),
kandelaar:
kaandëlèrs (Q077p Hoeselt)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
bossôekkër (Q077p Hoeselt)
|
kandijsuiker
III-2-3
|
21721 |
kantongerecht |
tribunaal (<fr./lat.):
tribbenoal (Q077p Hoeselt)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24081 |
kanunnik |
kanunnik (<lat.):
kannunnëk (Q077p Hoeselt)
|
Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33116 |
kap aan de vlegelknuppel |
kap:
kap (Q077p Hoeselt)
|
In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33115 |
kap aan de vlegelstok |
oog:
ōx (Q077p Hoeselt),
ring:
re.ŋk (Q077p Hoeselt)
|
Het uiteinde van elk van beide vlegelhouten voorzien van een kap die dient om de twee houten delen aan elkaar te bevestigen en wel op zo''n manier dat de slaande werking van de vlegel bij het dorsen optimaal is. Bij de meest voorkomende scharnierconstructie is de kap aan de vlegelstok van metaal en die aan de vlegelknuppel van leer. In dit lemma gaat het dus om de metalen kap aan de vlegelstok; meestal is er een beugel aangesmeed; deze ring of oog is vaak benoemingsmotief voor de gehele kap. Zie afbeelding 10, c. Soms vindt men, in plaats van de metalen kap, aan het uiteinde van de vlegelstok twee geboorde gaten waar de vlegelband doorheen loopt; de zegslieden van L 282 en 288 geven dit uitdrukkelijk op; zie afbeelding 10, f. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (Q077p Hoeselt)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|