22398 |
kienen |
kienen:
kinnë (Q077p Hoeselt)
|
Kienspel.
III-3-2
|
20592 |
kieskauwen |
langzaam eten:
lansem ête (Q077p Hoeselt)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
lastige eter:
lêstige êter (Q077p Hoeselt)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
moeilijk voor het eten:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
moelek ver het heten (Q077p Hoeselt)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
lastig:
lêstich (Q077p Hoeselt)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
krevelen:
krievĕle (Q077p Hoeselt)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kîwe (Q077p Hoeselt),
vlimmen:
ook in ZND 27, 084
vleume (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)] || kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24184 |
kievit |
kievit:
Frings
kīwet (Q077p Hoeselt)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33543 |
kievitsbonen |
gespikkelde bonen:
gespikkelde bône (Q077p Hoeselt)
|
Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)]
I-7
|
18893 |
kiezen |
uitkiezen:
awt kieze (Q077p Hoeselt)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|