e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenvel hennenvel: hinnevel (Hoeselt) Kippenvel (kippenvel, hoenderhuid, kiekenvel, hennenpokken). [N 109 (2001)] III-1-2
kippenzolder, polder hennenpolder: hinǝpǫlǝr (Hoeselt), polder: pǫlǝr (Hoeselt) Een met latten of vlechtwerk afgezonderd gedeelte van de zolderruimte in de stal dat dient als slaapplaats voor de kippen. De kippen verblijven dan niet in een apart hok. Zie de toelichting bij het lemma "kippenhok" (2.5.1) voor het verband tussen dat en het onderhavige lemma. Hier staan met name de polder-opgaven met de betekenis van "kippenverblijf" bij elkaar. In de toegevoegde betekeniskaart wordt polder in de betekenis "kippenhok" afgezet tegen polder met de betekenis "kippenrek"; vergelijk ''wnt xii.2 sub polder ii'' en zie het lemma "kippenrek, hoenderrek" (2.5.4). De kaart is getekend met behulp van alleen het mondeling verzamelde materiaal. Zie ook afbeelding 11 bij het lemma "kippenhok" (2.5.1). [A 48, 17 en 17a; N 4A, 13d; add. uit het materiaal van lemma 2.5.1: N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.] I-6
klaarkomen vaardigkomen: vjèrrech kôme (Hoeselt) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klagen lamenteren (<fr.): lammetjèrre (Hoeselt) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1
klam trekken trekken: trękǝ (Hoeselt) Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a] I-11
klam, klef klam: klamp (Hoeselt) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klamvaars trekvaars: trękvi̯ǫs (Hoeselt) Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b] I-11
klank van een klok klank: klank (Hoeselt) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klappertje percussietje: Alleen èn hët speelgoedfëbrik koi dat nog të zien krijgë: Alleen in het speelgoedmuseum kun je dat nog zien.  përkuskës (Hoeselt), Sub perkusse: Men zegt ke(r)mosskes (Hasselt) - pestöngskes (Tongeren) - perkuskes (Hoeselt) - pistongskes (Kortrijk) - plotten (Rijkhoven).  perkuskes (Hoeselt) Klappertjes. || Knallertjes voor speelgoedrevolver. III-3-2
klaproos kolbloem: kolbloem (Hoeselt), kolblôemme (Hoeselt), kǫlblum (Hoeselt), 2x  kolbloem (Hoeselt) klaproos [ZND 01 (1922)] || klaprozen || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.] I-5, III-4-3