27367 |
laden |
laden:
lǭi̯ǝ (Q077p Hoeselt)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrā.x (Q077p Hoeselt)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
ljeeg sjoen (Q077p Hoeselt)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
duiveltje:
dȳvǝlkǝ (Q077p Hoeselt),
fornuisketel:
fǝrnɛi̯skētǝl (Q077p Hoeselt),
potstoofje:
pǫtsti̜ɛfkǝ (Q077p Hoeselt),
pǫtstu̯ø̜ǝfkǝ (Q077p Hoeselt),
stoof:
stu̯˙ǫf (Q077p Hoeselt),
stoofje:
stuǝfkǝ (Q077p Hoeselt)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q077p Hoeselt)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
klomp (Q077p Hoeselt)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
poel:
pūl (Q077p Hoeselt)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
18351 |
lakschoen |
laqu (fr.):
lakèès (Q077p Hoeselt)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
jong schaapje:
joŋk sxǫpkǝ (Q077p Hoeselt),
lam:
la.mp (Q077p Hoeselt),
lam (Q077p Hoeselt),
lamp (Q077p Hoeselt),
lammetje:
lɛmkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (Q077p Hoeselt)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|