34586 |
lamoen |
gestel:
gǝstęl (Q077p Hoeselt),
kerstel:
kǝrstęl (Q077p Hoeselt)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q077p Hoeselt)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wīk (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19864 |
lampetkan |
lampetkan:
lampètkan (Q077p Hoeselt)
|
kan, behorend bij waterkruik
III-2-1
|
18164 |
lancet |
mes:
mês (Q077p Hoeselt),
scherp mesje:
sjerp mêske (Q077p Hoeselt),
sjerrëp mĕĕs-kë (Q077p Hoeselt)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)] || Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23151 |
landjeveroveren |
landje gooien:
lèèndsje goie(landje piek) (Q077p Hoeselt),
Kinderspel waarbij iedere deelnemer éénzelfde rechthoek met een mes op de grond trekt. Met het mes gooit men in het land van de andere en snijdt er een deel van af zodat men dan dat verworven deel bij het zijne mag voegen.
lèèndjsëgoië (Q077p Hoeselt),
Op een stuk verharde grond wordt een rechthoek getrokken van ongeveer 3 op 2 meter. Dit kamp wordt netjes in twee verdeeld, A en B. Spelers A en B gaan elk in hun eigen vak staan. Na het traditionele afpassen = ôoftrêen, mag de winnaar beginnen. Hij werpt met zijn mes in het stuk van de tegenstrever. Als het mes blijft steken mag de lijn doorgetrokken worden volgens de richting dat het mes in de grond steekt. Zijn terrein vergroot nu en de overtollige lijn wordt met de voet uitgeveegd. Als echter zijn mes tijdens de worp een steen raakt en niet in de grond blijft steken is zijn beurt voorbij. Men mag zolang verder doen en alzo zijn terrein uitbreiden als het mes bij worp in de grond blijft steken. De verliezer is hij die niet meer met beide voeten op zijn grondgebied kan staan.
lèèndsjë goië (Q077p Hoeselt),
landje kappen:
Kinderspel waarbij iedere deelnemer éénzelfde rechthoek met een mes op de grond trekt. Met het mes gooit men in het land van de andere en snijdt er een deel van af zodat men dan dat verworven deel bij het zijne mag voegen.
lèèndjsë kappë (Q077p Hoeselt)
|
Landje piek, kinderspel (met mes). || Landje piek. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (Q077p Hoeselt)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
streek:
streek (Q077p Hoeselt)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18329 |
lang schortlint |
snoer:
snuur (Q077p Hoeselt)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
een lang broek (Q077p Hoeselt),
laŋ bruk (Q077p Hoeselt)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|