e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaipad baantje: bø.ŋkǝ (Hoeselt) Lege gang of leeg pad dat ontstaat na het maaien van een baan graan; de gemaaide oppervlakte. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanzwad, rij gemaaide halmen'' (4.2.10). [N 15, 25a; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
maaipad voor de machine baantje: bø.ŋkǝ (Hoeselt), gang: gaŋ (Hoeselt) Het pad dat men met de zicht of met de zeis aanmaait op een veld dat men verder met de machine maait. Hier de zelfstandige naamwoorden. [N 15, 25b; JG 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 24; monogr.] I-4
maalgang tarwemolen: tɛrǝfmēǝlǝ (Hoeselt) Het toestel waarmee het maalproces wordt verricht, bestaande uit twee bij elkaar horende stenen. De meeste watermolens hebben twee of drie maalgangen. Een aantal invullers gebruikt het woordtype maalgang om een volledige maalinrichting aan te duiden, d.w.z. de twee stenen met alle toebehoren. [Vds 100; Jan 117; Coe 94; Grof 116] II-3
maalgoed maalzakken: mǫǝlzɛk (Hoeselt) De hoeveelheid te malen graan. [Jan 256; Coe 248; Grof 279] II-3
maalkant snijkant: snɛjkānt (Hoeselt) De schuinaflopende zijde van de kerf die het eigenlijke maalwerk verricht. Zie ook afb. 77. [N O, 18l; Vds 190; Jan 203; Coe 185; Grof 220] II-3
maalloon, maalgeld maalgeld: mǫǝlgɛlt (Hoeselt), molster: mǫlstǝr (Hoeselt) Het maalloon in de vorm van een gedeelte van het gemalen graan of een bedrag in geld dat de molenaar uit het meel schept respectievelijk in rekening brengt. Het maalloon in natura varieerde van plaats tot plaats. Zo vermelden de invullers uit l 213 en l 216 dat daar 1/20 deel werd geschept. In Q 39 werd 1/16 van iedere 100 kilogram als maalloon ingehouden. Volgens de zegsman uit l 381b werd er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het zelf brengen van graan naar de molen en het halen van graan door de molenaar met behulp van de wagen. In het eerste geval werd 1/20, in het tweede geval 1/16 van iedere 100 kilogram meel als maalloon geschept. In l 209 was 1 kilogram gebruikelijk; toch werd ook naar de draagkracht van de boer gekeken bij de bepaling van het maalloon. Voor zover opgegeven door de invullers, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken opgenomen hoeveel het maalloon in de betreffende plaats bedroeg. De woordtypen maalloon (Q 1, Q 2a, Q 3, Q 5, Q 71, Q 72, Q 82, Q 88, Q 95, Q 162, Q 180, Q 188, Q 240, Q 241), maalgeld (l 416, l 417, l 418, P 119, P 120, P 176, P 177a, P 184, P 187, P 188, P 195, Q 77, Q 78, Q 88, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 162, Q 164, Q 181, Q 240), molster (K 360, l 414, P 57, Q 2a, Q 84, Q 91), molser (P 184) en molstergeld (Q 83) zijn specifiek van toepassing op een betaling in geld. De woordtypen monster en monstermeel zijn daarentegen in respectievelijk K 318 en K 359 voor ø̄maalgeldø̄ niet gebruikelijk. [N O, 38h; A 42A, 48; JG 1a; JG 1b; Vds 170; Jan 271; Jan 272; Coe 254; Coe 255; Grof 294; Grof 295; monogr.] II-3
maalsluis maalsluis: mǫǝlslaws (Hoeselt), mǭǝlslaws (Hoeselt), sluis van het rad: slaws van t rǭǝt (Hoeselt), voorslagsluis: vø̜̄rslǭxslaws (Hoeselt) De vōōr het molenrad geplaatste sluis die het water doorlaat als men de molen in beweging wil zetten. Het woordtype kleine sluis (l 361, l 362, l 415, P 58, P 187, P 195, Q 71, Q 75, Q 77a, Q 79a) is terug te voeren op het feit dat de maalsluis over het algemeen kleiner is dan de wendsluis. Vgl. ook het lemma ɛwendsluisɛ.' [Vds 47; Jan 37; Coe 31; Grof 64] II-3
maaltijd in de voormiddag caf-drink, de -: smorgens  kaffé drénk (Hoeselt), tienuren, de -: teenoerë (Hoeselt), tēnūrən (Hoeselt), tienurentijd: teenoerentijd (Hoeselt) de tweede maaltijd, later in de voormiddag [ZND 40 (1942)] || koffietijd rond tien uur || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 9 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
maalvergunning maalbrief: mǫǝlbrīǝf (Hoeselt) In oorlogstijd was de molen een groot gedeelte van het jaar door middel van een loodzegeltje afgesloten. Wanneer er gemalen moest worden, moest de boer zorgen voor een maalvergunning. [Coe 298] II-3
maandag voor aswoensdag verloren maandag: vërlworrë móndëg (Hoeselt) de naam voor de maandag vóór aswoensdag [N 112 (2006)] III-3-2