34226 |
melken |
melken:
mɛ.lkǝ (Q077p Hoeselt),
mɛlkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vi̯ø.lǝstān (Q077p Hoeselt)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
melktanden:
męlǝktān (Q077p Hoeselt),
tandjes:
tęi̯ntšǝs (Q077p Hoeselt)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zok:
zu̯ǫk (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkpannetje:
mɛ̄pɛŋkə (Q077p Hoeselt),
melkpotje:
o. de o is oorspronkelijk een dakje, maar dat is geen frings
meͅlkpøtšə (Q077p Hoeselt)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkār (Q077p Hoeselt)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mē̜lku (Q077p Hoeselt),
męlǝku (Q077p Hoeselt)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mē̜lkspigǝl (Q077p Hoeselt),
męlǝkspīgǝl (Q077p Hoeselt)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktandjes:
melktênsjes (Q077p Hoeselt)
|
Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q077p Hoeselt)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|