e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miauwen miauwen: mijáu.ə (Hoeselt), mjawwe (Hoeselt) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noen: nōēn (Hoeselt) middag [RND] III-4-4
middagdutje noenslaap: noenslwop (Hoeselt) Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen noenslapen: noenslŏpe (Hoeselt) middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen (b) een oogje pitsen: en öske pitse (Hoeselt) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal noen, de -: nūn (Hoeselt), noeneten: noen êtë (Hoeselt), middag  noen ête (Hoeselt) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || middag eten || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelvinger middelste vinger: middelste vinger (Hoeselt), middelste vénger (Hoeselt), middëlstëvèngër (Hoeselt) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard romp: ro.mp (Hoeselt) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dǫmbɛ̄n (Hoeselt), domringen: dǫmre̜ŋ (Hoeselt) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middelste gang: middelste gank (Hoeselt) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3