21716 |
belastingbiljet |
contributiebrief:
kontrebūssebrief (Q077p Hoeselt)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33489 |
bellefleur |
bellefleur:
bellefleur (Q077p Hoeselt),
keulemannetje:
kjùllëmenkës (Q077p Hoeselt),
schaapsneus:
sjwopsnôzë (Q077p Hoeselt)
|
appelsoort: keuleman || bellefleur
I-7
|
33960 |
bellen aan het haam |
belletjes:
bɛlǝkǝs (Q077p Hoeselt)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
belletjes:
bɛlǝkǝs (Q077p Hoeselt)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|
23951 |
belofte |
belofte:
bëlwof (Q077p Hoeselt)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21600 |
belofte niet houden |
zijn woord niet houden:
ze wot nie hâge (Q077p Hoeselt)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
blokke paossən (Q077p Hoeselt),
blokke posse (Q077p Hoeselt),
blokke pŏsse (Q077p Hoeselt),
blouke poesse (Q077p Hoeselt)
|
Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] || De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21464 |
beloven |
beloven:
bëlwovvë (Q077p Hoeselt)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męsǝ (Q077p Hoeselt)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
benaad (Q077p Hoeselt),
benaat
benāt (Q077p Hoeselt),
bənat (Q077p Hoeselt),
laf (weer):
laf (Q077p Hoeselt),
mottig (weer):
mottig
moͅtəx (Q077p Hoeselt),
wasselijk:
wesselijk
wēͅssələk (Q077p Hoeselt)
|
drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|