e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontlasting hebben schijten: dë sjijt (Hoeselt) ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] III-1-1
ontsmettingsmiddel vitriool: vitriul (Hoeselt) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
ontsteking ontsteking: onstêking (Hoeselt), ontstêkëng (Hoeselt), zweer: zwèr (Hoeselt) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] || Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)] III-1-2
ontzien ontzien: ontzien (Hoeselt) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvast ter been (zijn) dazelig: dōāzelich (Hoeselt) Onvast ter been (dazelig, los/zwak/ slecht te been, schravelachtig). [N 109 (2001)] III-1-2
onvruchtbare geit steenbok: stēnbǫk (Hoeselt) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare grond kwade grond: kojǝ grǫnt (Hoeselt) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe kwee: kwē (Hoeselt), kween: kwe.nt (Hoeselt), muntige: møntegǝ (Hoeselt), os: ǫs (Hoeselt) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: donnersjoer  doͅnəršūr (Hoeselt, ... ) onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx onweer: onweèr  oͅnwēͅr (Hoeselt), onwèèr  oͅnwēͅr (Hoeselt) onweer [N 22 (1963)] III-4-4