17706 |
ontlasting hebben |
schijten:
dë sjijt (Q077p Hoeselt)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
vitriool:
vitriul (Q077p Hoeselt)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
onstêking (Q077p Hoeselt),
ontstêkëng (Q077p Hoeselt),
zweer:
zwèr (Q077p Hoeselt)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] || Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontzien (Q077p Hoeselt)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
dazelig:
dōāzelich (Q077p Hoeselt)
|
Onvast ter been (dazelig, los/zwak/ slecht te been, schravelachtig). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stēnbǫk (Q077p Hoeselt)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
kwade grond:
kojǝ grǫnt (Q077p Hoeselt)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (Q077p Hoeselt),
kween:
kwe.nt (Q077p Hoeselt),
muntige:
møntegǝ (Q077p Hoeselt),
os:
ǫs (Q077p Hoeselt)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
donnersjoer
doͅnəršūr (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onweèr
oͅnwēͅr (Q077p Hoeselt),
onwèèr
oͅnwēͅr (Q077p Hoeselt)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|