e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onwel niet goed: ich ben nie goed (Hoeselt), nie goed (Hoeselt, ... ), nie goed vûle (Hoeselt), zieketig: zikêtech (Hoeselt) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
onwennig (voelen) ongemakkelijk: ongemêklek (Hoeselt) nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] III-1-4
onze-lieve-heer onze-lieve-heer: slivvënhéer (Hoeselt) Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)] III-3-3
onze-lieve-vrouw onze-lieve-vrouw: slivvro (Hoeselt) Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)] III-3-3
onzedig onzedig: onzédëg (Hoeselt) Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
onzevader onzevader: onze vōāder (Hoeselt), onzə voadər (Hoeselt), vaderons: voadər os (Hoeselt) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3
ooft gedroogde appelschijven: gedreugde appelsjuive (Hoeselt), katsjes: kotsches (Hoeselt) hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)] || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3
oog oog: o:gn (Hoeselt), ōx (Hoeselt) ogen [RND] || Zie afbeelding 2.4. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oogkleppen ooglappen: ōxlɛp (Hoeselt) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10
oogst -opbrengst oogst: [oogst] (Hoeselt), schaar: su̯ōr (Hoeselt) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4