e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenlap kwezel: kwēzel (Hoeselt), kwezeltje: kwēzəlkəs (Hoeselt) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannenstrijker smeertroffeltje: smērtrøfǝlkǝ (Hoeselt) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang tang: taŋ (Hoeselt) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel slof: ene sloef (Hoeselt) pantoffel [ZND 40 (1942)] III-1-3
pap pap: pap (Hoeselt) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
papperig, opgeblazen persoon dikzak: dikzak (Hoeselt), papzak: papzak (Hoeselt) Dik, pafferig (papperig, vet, maf). [N 109 (2001)] III-1-1
paraplu paraplu: ene paraplu (Hoeselt), perəply(3)̄ (Hoeselt) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] III-1-3
parel parel: pjèl (Hoeselt) Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] III-1-3
parelen parelen: pjelle (Hoeselt) parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3
paren van de duiven paren: pō:rən (Hoeselt) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2