e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul, dop (znw) schaal: schoil (Hoeselt), šōͅl (Hoeselt) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: poeͅlə (Hoeselt), pwoelen (Hoeselt) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten erwten: èrte (Hoeselt), met de schaal: meͅtəšōͅl (Hoeselt) [Goossens 1b (1960)]De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten doppen peulen: pwo’llë (Hoeselt) erwten of bonen peulen III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzele (Hoeselt) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
piekeren prakkiseren: prakkeziërre (Hoeselt) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen sjielpen: šilpǝ (Hoeselt), tsjielpen: tsjilpe (Hoeselt), tsjierpen: tšerpǝ (Hoeselt) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] || Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12, III-4-1
pijl pijl: pijl (Hoeselt) de dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht] [N 112 (2006)] III-3-2
pijn pijn: pijn (Hoeselt, ... ), pɛ.in (Hoeselt) pijn [RND], [ZND 08 (1925)] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijnscheut kramp: kremp (Hoeselt), steek: stiek (Hoeselt, ... ), [-> lm. pijnscheut, rk]  stiek een de zij (Hoeselt) Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2