e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reis reis: rees (Hoeselt) het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] III-3-1
reiskoffer valies (<fr.): velies (Hoeselt) Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] III-3-1
reizen reizen: reeze (Hoeselt) een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] III-3-1
rek rek: rek (Hoeselt) Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)] III-2-1
rekruut rekruut: rekruut (Hoeselt) een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)] III-3-1
relikwie relikwien: rellekwieën (Hoeselt), rèllëkwiejë (Hoeselt) De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)] III-3-3
relikwiekastje relikwiekast: rellekwiekas (Hoeselt) Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)] III-3-3
rem van de wagen frein: frē̜ (Hoeselt), mechaniek: mɛkanik (Hoeselt) De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.] I-13
rente interest: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅntrēͅs (Hoeselt), eͅntreͅs (Hoeselt) Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
repareren repareren: reperjèrre (Hoeselt) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4