20516 |
rookvlees |
gerookt:
gerök (Q077p Hoeselt)
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20676 |
room |
zaan:
zuǝn (Q077p Hoeselt),
zuɛn (Q077p Hoeselt),
zu̯ǫn (Q077p Hoeselt),
zwo’n (Q077p Hoeselt)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room
I-11, III-2-3
|
19588 |
roompot |
zaanpot:
zwǫnpǫt (Q077p Hoeselt)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34243 |
roomschotel |
zaanteil:
zwǫntēl (Q077p Hoeselt)
|
Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I]
I-11
|
18100 |
roos (rode uitslag) |
roos:
roos (Q077p Hoeselt)
|
huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
ro:zn (Q077p Hoeselt)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
33376 |
rooster in de mestgoot |
rooster:
rø̜stǝr (Q077p Hoeselt)
|
Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b]
I-6
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
röstĕre (Q077p Hoeselt)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34607 |
rosbak |
getuigbak:
gǝtø̜̄i̯x˱bak (Q077p Hoeselt)
|
Onder de kar opgehangen bak of mand voor proviand. [N 17, 85]
I-13
|
34606 |
rosdoek |
karzak:
kārzak (Q077p Hoeselt)
|
Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr]
I-13
|