e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruiten in het kaartspel koeken: koekke (Hoeselt) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] III-3-2
ruk rof: roef (Hoeselt, ... ) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] || Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)] III-1-2
rukwind felle wind: felle weend (Hoeselt), stoot: stoot (Hoeselt) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rindsbeest: rɛnsbɛs (Hoeselt) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hossel (Hoeselt), hoͅrzəl (Hoeselt, ... ), vlieg: vlīgə (Hoeselt) horzel [ZND 27 (1938)] || insect II [Goossens 1b (1960)] || larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] III-4-2
runderhorzellarve madenknoeb: moͅi̯knubə (Hoeselt) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlap biefstuk: busstùk (Hoeselt) biefstuk III-2-3
rundvee beesten: bęstǝ (Hoeselt), koebeesten: kubestǝ (Hoeselt), kubē̜sǝ (Hoeselt) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: rups (Hoeselt, ... ), rôeps (Hoeselt) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] III-4-2
rups (kermis) rups: Aa dën dôek vannë rôeps tau goenk, dan wost ech kèrmës.  rôeps (Hoeselt) [2]. Rupsmolen (kermisattractie). III-3-2