e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaduw, lommer lommer: lŏĕmmər (Hoeselt) schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd caf: kafe (Hoeselt), rustpauze: reus poos (Hoeselt) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: sjaan (Hoeselt) Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
scharrelen dabben: dabǝ (Hoeselt), scharren: šārǝ (Hoeselt) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen een breuk lachen: (doffe e).  een brjek laachte (Hoeselt) bescheuren, iets bescheuren in de betekenis van erbij scheuren van het lachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] III-1-4
schede schede: šē (Hoeselt) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
schede van de koe lijf: lęi̯.f (Hoeselt) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheef, niet recht scheef: sjeef (Hoeselt), schuins: sjeuns (Hoeselt) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel zien scheel kijken: sjêel kiekë (Hoeselt), sjêl kieke (Hoeselt), sjêl kieken (Hoeselt) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] || Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen van de asarm scheen: šēn (Hoeselt) Het met ijzer versterkte uiteinde van de houten as waarmee de as in de naafholte steunt. [N 17, 55; N G, 49b] I-13