e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smeerpoes vieze, een -: vieze (Hoeselt) iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)] III-1-4
smeken smeken: sméke (Hoeselt) nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)] III-3-1
smeulen gloeien: gloeie (Hoeselt) Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)] III-2-1
smidse smis(se): smis (Hoeselt) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smidsgereedschap gerei: gǝręj (Hoeselt), getuig: gǝtø̜jx (Hoeselt) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
smokkelen smokkelen: smoekkĕle (Hoeselt) verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)] III-3-1
smokkelkruis brandbritkruis: braandbrietkruis (Hoeselt) Een veldkruis in de buurt van een grensovergang [smokkelkruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
smullen smullen: smölle (Hoeselt) smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-2-3
snauwen bijten: bijte (Hoeselt) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] III-3-1
snauwen, grauwen bijten: bijte (Hoeselt) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] III-1-4