21135 |
stallen |
inzetten:
énzette (Q077p Hoeselt),
koorstoelen:
koorstuul (Q077p Hoeselt),
stallen:
stalle (Q077p Hoeselt),
staties:
stôosës (Q077p Hoeselt)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)] || De koorbanken aan de zijkanten van het priesterkoor [stallen, stalles, koorstallen, koorstoelen, kanunnikenbanken]. [N 96A (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
deeldeur:
dēldør (Q077p Hoeselt),
koestaldeur:
[koestal]dør (Q077p Hoeselt)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
stam (Q077p Hoeselt)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34028 |
stamboekkoe |
ingeschreven koe:
ē̜ŋǝšrēvǝ [koe] (Q077p Hoeselt),
stamboekkoe:
stambuk[koe] (Q077p Hoeselt)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
34056 |
stamboekstier |
stamboekduur:
stambuk˱dȳǝr (Q077p Hoeselt)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
26871 |
stamper |
dam:
dam (Q077p Hoeselt)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
stomp:
stoemp (Q077p Hoeselt)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
monument:
monyment (Q077p Hoeselt)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
stōāsse (Q077p Hoeselt)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
steeg, steegje:
steech (Q077p Hoeselt)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|