e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefouders stiefouders: stief-aas (Hoeselt), stiefaas (Hoeselt) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stiefzoon (Hoeselt, ... ) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stiekem heimelijk: heemlĕkke (Hoeselt), hīēmlĕk (Hoeselt) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4
stier duur: dȳr (Hoeselt), dȳǝr (Hoeselt) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: stijf véngĕre (Hoeselt) Stijf, van vingers en handen gezegd (scheef, krom, stram). [N 109 (2001)] III-1-2
stijfkop houten kop: hôte kop (Hoeselt), stijfkop: stijfkop (Hoeselt) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: stijsel (Hoeselt) stijfsel III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibyø̜.gǝls (Hoeselt) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikke (Hoeselt, ... ), opg. eig. eerder slikkë !!  stikkë (Hoeselt) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2
stilstaan ju(j): jȳ (Hoeselt) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10