23159 |
touwtjespringen |
koordjespringen:
/
kiutche sprénge (Q077p Hoeselt),
kjùdsjë sprèngë (Q077p Hoeselt),
[Met afbeelding + liedje].
kjùtsjë-sprèngë (Q077p Hoeselt),
Lautre jour dans ma chambrette, ma chambrette était là haut. Jai fumé des cigarettes, en jouant le piano. Do, re, mi, fa, sol, la, si, hoera, hoera, hoera. Zie de flesserie (= Voici des fleurs jolies), al met de rode vlag. Do, re, mi, fa, sol, la, si, hoera, hoera, hoera!
kjùdsjë sprèngë (Q077p Hoeselt)
|
touw springen [SND (2006)] || touwtje springen [SND (2006)] || Touwtje springen.
III-3-2
|
18917 |
traag |
langzaam:
lansem (Q077p Hoeselt)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
sausen:
sâze (Q077p Hoeselt),
zemelen:
zemĕle (Q077p Hoeselt)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
chipoteuse (fr.):
won chipoteuze (Q077p Hoeselt),
sara:
sara (Q077p Hoeselt)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] || Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
19852 |
tralie |
tralie:
troͅlgə (Q077p Hoeselt)
|
een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
17928 |
trant |
gang:
gank (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] || Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17958 |
trappelen |
trippelen:
triepĕĕle (Q077p Hoeselt),
triepĕle (Q077p Hoeselt)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] || Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23282 |
trappist |
trappist:
trappis (Q077p Hoeselt)
|
Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19379 |
traproede |
roede:
rū (Q077p Hoeselt)
|
Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29994 |
trascement |
trascement:
tras[cement] (Q077p Hoeselt)
|
Cementsoort die wordt verkregen door het mengen en malen van portlandcement en tras in de verhouding 30% tras en 70% cement of 40% tras en 60% cement. Tras is een gesteente van vulcanische oorsprong. Het wordt onder meer aangetroffen in het Eifelgebergte. Volgens de invuller uit L 330 verkrijgt men uit trascement een sterke specie die waterbestendig is. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(cement)' het lemma 'Cement'. [N 30, 35b; monogr.]
II-9
|