e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twijg wis: wis (Hoeselt), zweep: zwēp (Hoeselt) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twijg, jonge tak twijg: twijch (Hoeselt) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3
twintig frank stuk van twintig: ps. omgespeld volgens Frings.  støk van twintəx (Hoeselt) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin juin: juien (Hoeselt), un: yn (Hoeselt), unne: unnë (Hoeselt) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2a (1963)] || ajuinen I-7
uier ouwer: ūu̯ǝr (Hoeselt), uier: wīr (Hoeselt), øi̯r (Hoeselt), øi̯ǝr (Hoeselt), ø̜̄.r (Hoeselt), ø̜̄ǝ.r (Hoeselt), ø̜̄ǝr (Hoeselt), ø̜ǝ.r (Hoeselt) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren uieren: (de koe) øu̯ǝrt (Hoeselt), (de koe) ø̜̄u̯ǝrt (Hoeselt) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil koetuil: koetuil (Hoeselt) uil, kleine III-4-1
uit de hand verkopen bagatellen: ps. omgespeld volgens Frings.  bagəteͅllə (Hoeselt), uit de hand verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  a͂tərha͂ntfərkōpə (Hoeselt) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uitblinken uitblinken: awtblinke (Hoeselt) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander gegrommel: gegroemmel (Hoeselt) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] III-1-4