33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) aftrekken:
ǭftrękǝ (Q077p Hoeselt)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rø̜̄u̯zǝlǝ (Q077p Hoeselt),
rø̜i̯zǝlǝ (Q077p Hoeselt),
rø̜u̯.zǝlǝ (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
vanne (Q077p Hoeselt)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
clapet (fr.):
Mèt klampèttë konnë dë dauvë nie aut, mer wôol èn.
klampèttë (Q077p Hoeselt)
|
Vangklep van duiventil.
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
vangplooi:
vaŋplǫi̯ (Q077p Hoeselt)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
18808 |
vanzelfsprekend |
vaneigen:
cf. VD s.v. "vaneigen(s.), vaneiges
vaneege (Q077p Hoeselt)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vore (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
kuus:
kuš (Q077p Hoeselt),
varken:
vęrkǝ (Q077p Hoeselt),
vɛ.rkǝ (Q077p Hoeselt),
vɛrkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kus (Q077p Hoeselt)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lø̄pǝr (Q077p Hoeselt),
schoot:
šuo.t (Q077p Hoeselt),
šu̯oi̯t (Q077p Hoeselt),
šu̯ot (Q077p Hoeselt),
šu̯ǫt (Q077p Hoeselt)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|