18928 |
vervelend werk |
ambetant werk:
ambetaant werk (Q077p Hoeselt)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
ambetantigheid:
ambetaantechets (Q077p Hoeselt)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
coupon (<fr.):
koepong (Q077p Hoeselt)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18815 |
verwachting |
in het verwacht zijn:
én ⁄t verwaach zien (Q077p Hoeselt)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie zijn:
femîle zien (Q077p Hoeselt)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30024 |
verweerde kalk |
gevallen kalk:
gǝvalǝ kalǝk (Q077p Hoeselt)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
24497 |
verwelken |
verslensen:
verslense (Q077p Hoeselt)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslenst:
verslens (Q077p Hoeselt)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
bedeurve ként (Q077p Hoeselt)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwénse (Q077p Hoeselt)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|