19452 |
vliegenraam, hor |
muggendraad:
meŭggedrwot (Q077p Hoeselt)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
vlieger (Q077p Hoeselt),
/
vliegër oplùttë (Q077p Hoeselt)
|
Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)] || windvlieger [SND (2006)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vliegmesjien (Q077p Hoeselt)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegplein:
vliegplein (Q077p Hoeselt)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
toetelaar:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
toetelerren (Q077p Hoeselt),
vlierenstruik:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flierenstroek (Q077p Hoeselt)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
19380 |
vliering |
bovenzolder:
bwovezoller (Q077p Hoeselt)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33598 |
vlies in een vrucht |
vlies:
vlies (Q077p Hoeselt)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
20006 |
vlijtig liesje |
waterzakje:
wo’tterzekskës (Q077p Hoeselt),
wo’ttërzekskës (Q077p Hoeselt)
|
Sultansbalsemien (Impatiens walleriana Hook.). De bovenste bladeren meest tegenoverstaand. De stengel is niet zeer fors en hoogstens 1 m hoog. De bloemen zijn rood of wit, tamelijk vlak, met zeer lange en dunne, gebogen spoor (vlijtig liesje, nooitrust). || vlijtige liesjes
III-2-1
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi:pəl (Q077p Hoeselt),
piepel (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt),
pīpəl (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 08 (1925)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
noeudje (<fr.):
nøkə (Q077p Hoeselt),
piepel:
pīpəl (Q077p Hoeselt)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|