e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen roefkiel: (roefkiel) [sic]  rufkīl (Hoeselt) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bof dikoor: dikoor (Hoeselt, ... ) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
bok van het rijtuig bok: bǫk (Hoeselt), schoot: šōt (Hoeselt) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: beukkem (Hoeselt, ... ), bukkëm (Hoeselt), bokking: boekking (Hoeselt) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhut (Hoeselt) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondskot: hoͅnskoͅt (Hoeselt), huif: [sic]  hø͂ͅuf (Hoeselt) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen dikke wangen: dikke wangen (Hoeselt) Bolle wangen (toetwangen, appel-wangen, volle maan, kakwangen). [N 109 (2001)] III-1-1
bolster van een noot schaal: sjōāl (Hoeselt) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: ene pels (Hoeselt), peils (Hoeselt), pels (Hoeselt) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan blauw en groen houwen: blō in grüüən gəhōt (Hoeselt), blauw en groen slaan: blō in grüüən gəslaogə (Hoeselt) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2